Korte grondstromen

Met álle ingrediënten uit het gebied het ideale recept samenstellen

Minder overlast in een gebied door minder transportbewegingen en milieuwinst door beperkte CO2-uitstoot: de voordelen van het gebruik van gebiedseigen grond liegen er niet om. Maar de haken en ogen kennen we allemaal ook. Hoe omzeilen de projecten Meanderende Maas en Brede Groene Dijk die?


Erik Jolink

Projectmanager van het demonstratieproject Brede Groene Dijk


Jan van Casteren werkt bij Waterschap Aa en Maas als technisch manager dijkversterkingen aan het project Meanderende Maas. Erik Jolink werkt bij Waterschap Hunze en Aa’s als projectmanager van het demonstratieproject Brede Groene Dijk. Hun projecten verschillen sterk van elkaar. Toch hebben ze veel overeenkomsten, vooral in ambitie en visie. Zoals voor het gebruik van gebiedseigen grond. Omgeving betrekken Beide projecten betrokken partijen uit de omgeving vroeg bij hun opgave. Zo organiseerde Eriks projectteam al ver voor de feitelijke start van het project een symposium. ‘Wij wilden geen asfaltdijk langs het mooie werelderfgoed leggen. Nee, een kleidijk zou beter passen, vonden we. Maar om daarmee dezelfde veiligheid te behalen, moest hij wel robuuster, breder worden. En Natura 2000-gebied in. Wil iedereen dat wel? Die vraag en nog vele meer stelden we op een symposium aan overheden, natuurorganisaties, landbouwers, wetenschappers, inwoners en aan onze Duitse waterschapsburen.’ Bij Meanderende Maas kwam het zelfs tot een samenwerking van 10 projectpartners. Er lagen kansen voor rivierverruiming en gebiedsontwikkeling die goed samengingen met de dijkversterking. Zo ligt langs het traject een groot gebied met uiterwaarden waarmee nog iets moest gebeuren. Jan: ‘Ons project werd complexer door die integrale aanpak. Maar als je al die ingrediënten bij elkaar zet, kun je toch niet anders dan concluderen dat je ervoor moet gaan?’


Jan van Casteren

Technisch manager dijkversterkingen


Gebiedseigen klei gebruiken Slepen met klei was iets wat beide projecten van meet af aan wilden voorkomen. Bij Meanderende Maas diende de oplossing daarvoor zich heel natuurlijk aan door de integrale aanpak van het project. ‘Met 26 kilometer dijk heb je heel wat grond nodig. Maar met de inrichting van de uiterwaarden en rivierverruiming komt meer dan het dubbele daarvan vrij. Als we de kleibehoefte van de dijkversterking meerekenen hebben we nóg een overschot van 1,5 miljoen kubieke meter.’ Bij de Brede Groene Dijk lag het iets lastiger, vertelt Erik. ‘Onze eerste berekeningen lieten zien dat we zo’n 1,7 miljoen kuub klei nodig hadden. Omgerekend naar impact op de omgeving kun je zeggen dat je daarvoor 170 hectare aan landbouwgrond moet kopen en die een meter afgraaft. Of je gaat naar het project van Jan en haalt 100.000 vrachtwagens klei bij de Maas vandaan.’ Jan: ‘Nou vind ik Erik een toffe peer, maar ik zie de klei van hier liever niet helemaal naar het noorden verplaatst worden.’ Erik: ‘Haha, precies, we zijn niet de enige met een vraag naar klei. Dus laten we er vooral niet mee slepen, tenzij het echt niet anders kan.’

Dijkversterking Meanderende Maas

  • 26 kilometer
  • Tussen Ravenstein en Lith
  • Zuid-Nederland
  • Rivierdijk
  • Gehele projectgebied 2.650 hectare
  • 10 projectpartners

Dijkversterking Brede Groene Dijk

  • 12,5 kilometer
  • Tussen de Johannes Kerkhovenpolder en de Duitse grens
  • Noord-Nederland
  • Zeedijk
  • Grenzend aan Natura 2000-gebied
  • Demonstratieproject gekoppeld aan pilot kleirijperij

Maar ook het projectteam van de Brede Groene Dijk vond een mooie kans door goede contacten met de omgeving. Erik: ‘Onze dijk grenst aan het Eems-Dollard estuarium. Dat estuarium kampt al jarenlang met een groot ecologisch probleem als gevolg van een hoge concentratie van kleideeltjes. Die vertroebeling zorgt er namelijk voor dat er geen algen groeien, en zonder algen geen waterleven.’ Vanuit die gedachte besloot het project om samen met een aantal partners een pilot kleirijperij op te richten waarin slib dat gebaggerd wordt onder toeziend oog van de beste specialisten en wetenschappers in klei wordt omgezet. Een pilot die het HWBP op de voet volgt. Van een middel geen doel maken De kwaliteit van de klei is nog geen gelopen race, legt Erik uit. ‘We zijn nu halverwege het traject bij de kleirijperij en het gehalte organische stof en zout is fors hoger dan de richtlijnen voorschrijven. Maar vanuit ons demonstratieproject gezien is dat eigenlijk helemaal niet erg. We willen juist aantonen dat je met klei die niet voldoet aan de eisen wél een veilige kering kunt maken. Zolang je daar in je ontwerp maar op anticipeert en rekening houdt met processen als inklinking en scheurvorming.’ Erik zou af willen van de benadering dat klei op voorhand geschikt moet zijn om te kunnen toepassen in een dijkontwerp. ‘We moeten kijken welke klei aanwezig is en ons ontwerp dáárop aanpassen. Ontwerpen met de ingrediënten die je hebt.’ De bestaande geverifieerde modellen kunnen zo’n afwijkende opvatting nog niet aan. Dus is Waterschap Hunze en Aa’s een KIA-traject (Kennis- en innovatieagenda) gestart om met de resultaten uit dit demonstratieproject het model aan te passen. Naar zo’n aanpassing in het model heeft Jan ook wel oren. Zeker met het oog op de grote dijkversterkingsopgave en duurzaamheidsambitie die we in Nederland hebben, pleit hij ervoor om af te kunnen afwijken. Mits je dat gemotiveerd en transparant doet, zodat niemand voor verrassingen komt te staan. ‘Hoewel wij voor ons eigen project genoeg klei hebben dat we volgens de eisen 1 op 1 mogen toepassen, voldoet een aanzienlijk deel van ons overschot net niet. En in het kader van duurzaamheid vind ik dat we ook moeten zorgen dat dát deel ergens gebruikt kan worden. Vooral omdat er de komende tijd nog zoveel moet gebeuren in dijkenland.’

Elk project is anders De kansen voor korte grondstromen liggen niet bij elk dijkversterkingsproject even makkelijk voor het oprapen, begrijpen de mannen ook. Waar het volgens hen om gaat is dat je alle mogelijkheden in het gebied goed in beeld hebt en die zo goed mogelijk benut. ‘Dat kan ook betekenen dat je het idee van het toepassen van gebiedseigen grond moet loslaten’, stelt Erik. ‘Als je middenin een grote stad zit en geen ruimte hebt, moet je misschien gewoon een damwand slaan. Jan: ‘Het is ook maar net hoeveel tijd je hebt. Of je je grondbalans kloppend kúnt maken. Maar ik denk dat we het er inmiddels allemaal wel over eens zijn dat we de kansen moeten benutten als ze er zijn.’

Meer weten over werken met gebiedseigen grond? Bekijk de pagina van de POV in de kennisbank!