Goed voorbereid op de nieuwe KNMI-klimaatscenario's
De nieuwe klimaatscenario’s van het KNMI laten zien hoe ernstig de gevolgen van klimaatverandering kunnen zijn. Maar ook dat er nog ontzettend veel onzeker is. Henk van den Brink van het KNMI, Ruben Jongejan van het Adviesteam Dijkontwerp en Ido Boonstra van Wetterskip Fryslân vertellen hoe de scenario’s zijn opgebouwd, wat ze betekenen voor dijkversterkingsprojecten, en hoe dijkwerkers in Schiermonnikoog al in de praktijk bezig zijn met klimaatadaptatie.
Nieuwe klimaatscenario’s: wat betekent dit voor onze dijken?
Een opwarming van de aarde van minimaal 0,8 en maximaal 4 graden in het jaar 2100 ten opzichte van de periode 1991-2020. Kans op een zeespiegelstijging van wel 124 centimeter. En vaker extreme hoog- of laagwaterstanden in onze rivieren. Het zijn enkele verwachtingen – géén voorspellingen – die KNMI afgelopen oktober deelde in de nieuwe klimaatscenario’s.
2 variabelen
‘Met deze nieuwe klimaatscenario’s, genaamd KNMI’23, bouwen we voort op de eerdere klimaatscenario’s uit 2014 en 2006’, vertelt Henk van den Brink, onderzoeker bij het KNMI. Net als hiervoor worden 4 scenario’s geschetst. Richting welke we toegaan, is afhankelijk van 2 zaken. ‘De eerste is wat we wereldwijd gaan doen aan onze CO2-uitstoot. Gaan we alles op alles zetten om die te verminderen? Of denken we: het is allemaal prima, we gaan op de oude voet door – of zetten zelfs een tandje bij?’
Welk beleid hier de komende jaren in wordt gevoerd, bepaalt met name hoe hard de aarde opwarmt. ‘En daarbij geldt natuurlijk: hoe hoger de temperatuur, hoe drastischer de gevolgen’, licht Henk toe. Maar wat dat precies betekent voor ons land, hangt af van de andere variabele. Van of het in Nederland gemiddeld droger of natter wordt. ‘En daarover weten we op dit moment nog niet veel. We zien in onze modellen wel dat het in Noord-Europa, in de richting van Scandinavië, natter wordt. In Zuid-Europa wordt het juist steeds droger. Maar wij zitten daar tussenin, dus bij ons kan het nog beide kanten opgaan. Wel is duidelijk dat de zomers droger worden en de winters natter.’
In reactie op de nieuwe KNMI-klimaatscenario’s worden in de loop van 2024 nieuwe Welvaart en Leefomgeving (WLO)-scenario’s gepubliceerd door het PBL. Hierin worden socio-economische ontwikkelingen beschreven. Deze nieuwe toekomstprojecties zijn samen met de inzichten uit het Klimaatakkoord verwerkt in geactualiseerde deltascenario’s, die in april zijn opgeleverd. Deze geven inzicht in ontwikkelingen in de zoetwaterbeschikbaarheid, wateroverlast en waterveiligheid in 2050 en 2100. Ze vormen de basis voor de herijking van het Deltaprogramma 2026 en kunnen ook in het ruimtelijk domein gebruikt worden.
Zeespiegel en rivierstanden
Hoewel er nog veel onzeker is over de scenario’s, is 1 ding wel duidelijk. De zeespiegel zal hoe dan ook toegenomen zijn in 2100, omdat de zee al reageert op de temperatuurverandering van de afgelopen jaren. In het lage uitstootscenario is de verwachting dat er tussen de 26 en 73 centimeter bijkomt, bij hoge uitstoot zelfs tussen de 59 en 124 centimeter.
Als het gaat over onze rivierwaterstanden is er nog wat meer onzekerheid. ‘Vooral in het hoge uitstoot-scenario zie je dat het veel uitmaakt of we een verdrogend of vernattend klimaat krijgen’, vertelt Henk. ‘Het maakt het verschil tussen meer extreme droogte in de zomer, of juist veel hoogwater in de winter.’ En daar houden de problemen niet op. Want wat voor de leefbaarheid van Nederland ook nog meespeelt, is de ongelukkige combinatie van een hoge zeespiegel en een lage rivierwaterstand. ‘Als we dan niets doen, kan het zomaar gebeuren dat zeewater in onze rivieren terecht komt en we over minder zoet water beschikken.’
Geen ander advies
Het is begrijpelijk dat deze klimaatscenario’s tot zorgen leiden bij dijkwerkers. Want houden we in onze ontwerpen wel voldoende rekening met de effecten van klimaatverandering? Of moeten we bij het dijkontwerp op andere toekomstscenario's gaan anticiperen en grotere marges gaan inbouwen?
Al snel na de publicatie van de KNMI’23-scenario’s ontving het Adviesteam Dijkontwerp dan ook de eerste adviesvraag. Over hoe het ontwerp van een bepaalde zeedijk eruit moest zien, en met welke zeespiegelstijging het projectteam rekening moet houden. ‘Natuurlijk hebben we toen goed gekeken wat er nieuw is aan KNMI’23 ten opzichte van KNMI’14 en KNMI’06’, vertelt Ruben Jongejan, technisch adviseur binnen het Adviesteam. ‘De scenario’s zijn wat veranderd. Maar voor ons gaven deze veranderingen geen aanleiding om te adviseren het ontwerp van de zeedijk aan te passen. Hetzelfde geldt voor rivierdijken.’
Houd de rust
Bij het ontwerp van dijken wordt vrijwel altijd uitgegaan van het KNMI’06-scenario W+. Het advies van Adviesteam Dijkontwerp is dus om dit te blijven doen, totdat op landelijk niveau andere keuzes worden gemaakt. ‘Het Expertisenetwerk Waterveiligheid gaf in 2019 aan dat het doelmatig is om bij het ontwerp uit te gaan van een scenario dat past bij het middentempo van bijvoorbeeld de zeespiegelstijging, en niet een veel extremer scenario’, licht Ruben toe. ‘Maar wat het middentempo is, is niet eenvoudig aan te geven, omdat het KNMI geen kansen aan de scenario’s toekent. Daarom is de keuze voor een klimaatscenario bij het ontwerp van dijken volgens het Adviesteam ook geen puur technische kwestie. Dit verklaart waarom we vooral bekeken of de verschillen tussen KNMI’06 en KNMI’23 aanleiding geven om zaken bij te stellen.’
Maar … betekenen de nieuwe klimaatscenario’s dan verder helemaal niets? Nee, dat is volgens Ruben ook niet het geval. ‘Uiteindelijk laten ze zien dat het belangrijk is om rekening te blijven houden met klimaatverandering in dijkversterkingsprojecten. Sowieso zijn we ook na het HWBP nog niet klaar met werken aan waterveiligheid’, zegt hij. ‘De KNMI’23-scenario’s geven alleen geen aanleiding om de huidige ontwerppraktijk halsoverkop te herzien. Dus voor nu is dus de boodschap aan de HWBP-projecten: houd de rust. Want daar zijn we allemaal het meest bij gebaat.’
Reactie van het HWBP Het Adviesteam heeft ons als alliantie een verstandig advies gegeven waarnaar we gaan luisteren. De waterschappen houden al rekening met de veranderingen in het klimaat bij hun huidige aanpak. Maar vanaf nu zullen we extra letten op hoe makkelijk het is om versterkingen uit te breiden bij het beoordelen van subsidieaanvragen.
Adaptieve aanpak op Schiermonnikoog
In welk klimaatscenario we ook terechtkomen: de zeespiegel gaat stijgen. Volgens Ido Boonstra, projectmanager bij Wetterskip Fryslân, kunnen we dus maar beter nadenken over toekomstbestendige dijkontwerpen. Dat doet hij zelf parallel aan de dijkversterking in Schiermonnikoog, met de pilot Adaptieve Aanpak.
‘Op dit moment kiezen we bij een dijkversterkingsproject vaak nog voor vrij traditionele ontwerpen. Omdat je er dan zeker van bent dat het binnen het ruimtebeslag past, omdat het bewezen makkelijk realiseerbaar is, omdat het geen gedoe oplevert met de vergunningverlening. Maar als we rekening willen houden met de toekomstverwachtingen, moeten we het misschien eens over een andere boeg gooien.
Dat is precies wat we bij het project Dijk- en duinversterking Schiermonnikoog aan het doen zijn. We zitten daar nu in de verkenningsfase en werken toe naar een ontwerp. Parallel aan dat ontwerpspoor, onderzoeken we binnen de pilot Adaptieve Aanpak wat de gevolgen zijn van klimaatverandering voor het eiland. En wat er nodig is om de dijk toekomstbestendig te maken. Dat betekent niet alleen dat we kijken naar ontwikkelingen zoals de stijgende zeespiegel en vernatting of verdroging, maar ook dat we de dijk zó willen ontwerpen dat we hem op ieder moment weer kunnen aanpassen en verbeteren, mocht dat nodig zijn.
Kennis verzamelen
Door onder meer werksessies, expertsessies en bijeenkomsten met mensen van het eiland te organiseren, hopen we zo veel mogelijk kennis te verzamelen. Die kennis gebruiken we om een eigen toekomstscenario op te stellen, specifiek voor het gebied. En dat scenario gebruiken we dan weer bij het bepalen van het voorkeursalternatief. Dit kan betekenen dat we straks dus niet kiezen voor een harde dijk, zoals we een aantal jaar geleden bij de versterking van de Lauwersmeerdijk aan de Friese zijde wel deden. Misschien kiezen we in plaats daarvan voor een robuuster concept met zand en klei. Zo’n dijk is immers makkelijker uit te breiden of te verhogen. En zo’n robuuste waterkering draagt ook bij aan het voorkomen van knelpunten als verzilting of krimp van de zoetwaterbel.
Wat voor Schiermonnikoog geldt, geldt natuurlijk ook voor de rest van Nederland. Daarom willen we de kennis die we opdoen óók gebruiken als input voor het opstellen van een landelijk toepasbare klimaatrobuustheidstoets. Zo kunnen we klimaatadaptatie binnen de besluitvormingsprocessen van dijkversterkingsprojecten borgen, en heeft iedereen binnen HWBP er wat aan.
Zoektocht
Zoals ik het nu vertel, lijkt het alsof we allemaal heel goed weten wat we aan het doen zijn. Maar ook voor ons als Wetterskip Fryslân is het best spannend. We zijn nog vrij nieuw in het onderwerp klimaatadaptatie en het is soms best een zoektocht. Bovendien moeten we hierdoor nadenken over situaties die helemaal niet leuk zijn. Wat als de zeespiegel met 5 meter stijgt? Dat heeft enorme consequenties voor de manier waarop we Nederland ingericht hebben.
Toch houdt dit ons niet tegen. We moeten realistisch zijn, het kan niet anders of die dijken móéten in de toekomst omhoog. Dus we kunnen maar beter snel onderzoeken hoe we dat het best kunnen aanpakken.’