‘De komst van het HWBP was echt kantje boord’
Annemieke Nijhof
Was: DG Water bij VenW Is: Algemeen directeur van Deltares
De economische crisis eiste stevige bezuinigingen. Het voortbestaan van de waterschappen was onzeker. En middenin die roerige tijden, ontstonden de contouren van het hoogwaterbeschermingsprogramma. Annemieke Nijhof en Sybe Schaap stonden eind jaren 0 in het oog van de storm. En vertellen nu over hun ervaringen.
Het ontstaan van het HWBP had een aanloopje. Waar begon het voor jullie?
Annemieke: ‘In 2008, met de aanbevelingen van de commissie Veerman. Ik was destijds net directeur-generaal Water bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat. En ik heb toen – vóór het uitkomen van het commissierapport – al mensen uit de waterwereld samengebracht om na te denken over een gezamenlijke reactie op de aanbevelingen, die in grote lijnen al wel bekend waren. Sybe was daar bijvoorbeeld ook bij, als voorzitter van de Unie van Waterschappen. Tijdens die Eerbeek-sessies, zoals ze later zijn gaan heten, groeide het onderlinge vertrouwen tussen de aanwezigen. En dat bleek later hard nodig voor het ontstaan van het HWBP.’ Sybe: ‘Dat was cruciaal. Daar hebben we elkaar en elkaars organisaties goed leren kennen. Elkaars perspectieven, noden en wensen.’ Annemieke: ‘En dat samen zingen hè, dat heeft ook geholpen.’ Sybe: Haha, ja. Er ontstond een teamspirit. De neuzen gingen dezelfde kant op.’
Sybe Schaap
Was: Dijkgraaf en voorzitter van de Unie van Waterschappen Is: Voorzitter van de Commissie Genetische Modificatie (Cogem)
Foto: Hans Kouwenhoven
3 jaar later, in 2011, werd de komst van een nieuw HWBP officieel met het Bestuursakkoord Water. Wat gaf daarvoor de doorslag?
Annemieke: ‘De belangrijkste afspraken voor dit akkoord werden al in 2009 vastgelegd. En dat was een nogal roerige tijd, vanwege de economische crisis. Er lag een regeerakkoord met het plan om de waterschappen op te heffen. En er moest stevig bezuinigd worden, ook in het waterdomein. Ik had de taak om 100 miljoen te vinden. En zag eigenlijk maar één uitweg. Tot dan toe was het Rijk financieel verantwoordelijk geweest voor het versterken van de dijken. Ik heb bij de waterschappen toen voorgesteld om die verantwoordelijkheid te delen. Dat het Rijk de ene helft zou betalen, en de waterschappen de andere. Dan maakten de waterschappen zichzelf onmisbaar en kon ik voldoen aan de wens om te bezuinigen.’ Sybe: ‘Dat voorstel sloeg bij ons als waterschappen in als een bom.’ Annemieke: ‘Dat kan ik me goed voorstellen. Een dijkgraaf vertelde me later dat hij niet wist of hij nou moest lachen of huilen. Er was iemand die de waterschappen wilde helpen met hun voortbestaan, maar dan wel hun portemonnee leeg wilde roven. Ik ben heel benieuwd hoe jij dat toen hebt beleefd, Sybe.’ Sybe: ‘Het zijn zware, moeilijke maanden geweest. Vanuit de waterschappen hebben we een commissie ingesteld om dit te onderzoeken, onder leiding van Pier Vellinga. Hij concludeerde dat het niet meer dan logisch was dat wij, als beheerder van dijken, ook investeerder worden. Maar toen moesten we de moeilijkste vraag nog beantwoorden: hoé gaan we dit betalen? Sommige waterschappen zitten tot aan hun oren in de dijken, anderen hebben ze bijna niet. Ik heb als voorzitter van de Unie van Waterschappen erop aangedrongen dat iedereen, ongeacht het aantal kilometers dijk, een bijdrage zou leveren. Uiteindelijk is iedereen daarmee akkoord gegaan. Maar dat heeft mij persoonlijk wel veel hoofdbrekens gekost.’ Annemieke: ‘Ik begreep die onrust ook goed. Er waren netto winnaars en verliezers. En er moest in die tijd al ontzettend veel bezuinigd worden.’ Sybe: ‘Het had ook met een cultuuromslag te maken. Van oudsher waren waterschappen erg naar binnen gericht. Gefocust op hun eigen gebied. Na de Watersnoodramp van ’53 is het grensoverschrijdend denken op gang gekomen. Maar dat was nog niet afgerond toen dit speelde. Het idee dat het hele land een groot probleem heeft als Rotterdam overstroomt, dat leefde nog niet overal. Het heeft, laten we zeggen, wat moeite gekost om iedereen daarvan te doordringen.’ Annemieke: ’Sybe zal het zelf niet zeggen, maar het is echt aan hem te danken dat de waterschappen in korte tijd op 1 lijn zijn gekomen. Hij heeft het er doorheen geduwd, dankzij zijn onverstoorbaarheid en rebelsheid. Hadden we een ander karakter als voorzitter van de Unie van Waterschappen gehad, iemand van het compromis en de geleidelijkheid, dan was het niet gelukt. Dan hadden we geen Bestuursakkoord Water gehad. Dan waren er nu misschien geen waterschappen meer geweest. En al helemaal geen HWBP. Het was toen echt kantje boord.’
We zijn inmiddels bijna 15 jaar verder. Hoe kijken jullie erop terug?
Sybe: ‘Je merkt het denk ik al wel, aan het enthousiasme waarmee we erover praten. Het was soms heftig, zoals ik al zei, maar het was ook een heel mooi proces. Ik kijk er met veel voldoening op terug.’ Annemieke: ‘Het was een superinteressante en dynamische tijd. En als ik zie hoe we er nu voorstaan in ons waterbeheer, dan denk ik dat we ook wel trots mogen zijn op de beslissingen die er gemaakt zijn.’
Zouden jullie, met de wetenschap van nu, het anders aangepakt hebben?
Sybe: ‘Eigenlijk niet. Ik had misschien wat conflicten kunnen vermijden, in aanloop naar het Bestuursakkoord. Maar soms heb je die ook nodig. Soms heb je een crisissituatie nodig om de boel op te schudden.’ Annemieke: ‘De focus van het HWBP is wat mij betreft, vanuit de huidige maatschappelijke context gezien, wat te eenzijdig gericht op waterveiligheid. Terwijl de programma’s Ruimte voor de Rivier en Zwakke Schakels hebben laten zien hoe waardevol het is als je ook andere kansen in het gebied meeneemt. Dat je ook aan de natuur werkt, of een mooie, duurzame gebiedsontwikkeling. Bij het HWBP is dat nu van ondergeschikt belang. Ik denk niet dat we tóén iets anders hadden kunnen doen, middenin de bezuinigingen. Maar ik zou het werken met dubbeldoelstellingen nu zeker aanmoedigen. ’
Hoe vinden jullie dat het HWBP het nu doet?
Sybe: ‘Ik volg het vanaf een afstandje. Maar ik wil me er niet meer mee bemoeien. Dat heb ik als dijkgraaf en unievoorzitter voldoende gedaan.’
Annemieke: ‘Als directeur van Deltares heb ik natuurlijk nog regelmatig te maken met het HWBP. We trekken vaak samen op. Vorig jaar hebben we bijvoorbeeld met een grote proef in de Hedwigepolder onderbouwd dat door de sterkte van de ondergrond in getijdegebieden veel grotere maatregelen tegen piping op vele tientallen kilometers niet nodig zijn. Ik zie dat er heel mooie dingen gebeuren, en ik zie ook dat er soms uitdagingen zijn. We maken ons bijvoorbeeld wel zorgen over de complexiteit van het omgaan met onzekerheden in het dijkontwerp. Deze onzekerheden zijn te groot om dijken tot 100 jaar vooruit te willen versterken. In de huidige uitvoeringspraktijk leidt dit tot hoge kosten en vertraging in de uitvoering. De historie bewijst bovendien dat we toch elke 50 jaar met onze dijken aan de slag moeten. Wij willen graag bijdragen aan een verantwoorde versnelling van het HWBP, door kritisch te kijken naar de daadwerkelijke veiligheidsopgave en benodigde versterkingsmaatregelen. Zodat we voortgang boeken en we rond 2050 de dijken hebben aangepast aan de nieuwe vereisten. Al met al wordt ons land daar, denk ik, sneller veiliger van.’