‘Je kunt het maar 1 keer goed doen’


Myra Kremer Omgevingsmanager
De zuidelijke Waaldijk tussen Nijmegen en Dreumel wordt versterkt. Maar niet voordat er gekeken is naar andere opgaven in de omgeving. Omgevingsmanager Myra Kremer en landschapsarchitect Harm Veenenbos vertellen waarom dat gebeurt.
Waterschap Rivierenland en de programmadirectie van het HWBP brachten in beeld welke andere ruimtelijke opgaven in het gebied rondom de zuidelijke Waaldijk spelen, van natuurontwikkeling tot drinkwaterwinning.
Waarom was het nodig om voorafgaand aan de dijkversterking al breder te kijken?
Myra: ‘We hebben van eerdere projecten geleerd dat het heel lastig is om andere opgaven nog mee te nemen als je al begonnen bent. Dan zijn er al keuzes gemaakt, ligt er al een ontwerp en lukt het vaak niet meer om bijvoorbeeld natuurontwikkeling of drinkwaterwinning goed in te passen. Terwijl er nu zoveel grote thema’s spelen dat je het beter meteen samen kunt onderzoeken en eventueel tegelijkertijd kunt aanpakken. Denk aan klimaat, droogte, rivierverruiming. Je kunt het maar 1 keer goed doen.’

Harm Veenenbos
Landschapsarchitect
Hoe zag dit onderzoek eruit?
Harm: ‘We hebben 4 werkplaatsen georganiseerd met een breed gezelschap aan partners: de provincie, Rijkswaterstaat, gemeenten, Staatsbosbeheer, delfstofwinners, natuurorganisaties. Als ateliermeester begeleidde ik de werkplaatssessies, waarin we de kaarten op tafel legden en met elkaar onderzochten waar opgaven en belangen elkaar raken. Dat leverde veel inzichten en energie op.’
Wat was jouw rol in dit proces, Myra?
Myra: ‘Ik heb dit traject vanuit Waterschap Rivierenland samen met de programmadirectie van het HWBP opgezet. Niet als projectmanager van 1 specifiek dijktraject, maar op programmaniveau vanuit het waterschap. Mijn taak was vooral: zorgen dat we álle relevante partijen meenemen, dat het gesprek gevoerd wordt met elkaar en dat we de scope van de te starten projecten goed aan het begin afbakenen. Als je pas halverwege een project omgevingspartners aanhaakt, is dat vaak te laat. Dan kun je niet meer goed integreren, moet je dingen overdoen, ontstaat er frustratie bij de omgeving. Én het kost onnodig geld. Door van tevoren te kijken wat er speelt en wie er betrokken moet worden, voorkom je dat.’
Wat heeft het opgeleverd?
Harm: ‘We hebben 4 kansrijke locaties geïdentificeerd waar dijkversterking en andere opgaven samenkomen. De eerste is Weurt–Deest, daar ligt, formeel aan de overkant, een reservering voor rivierverruiming en een vraag voor de aanpak van bodemerosie. Een andere is Winssen: een plek waar oevergrondwaterwinning kansrijk is. Kan dit in combinatie met de dijkversterking? De derde is Drutense Waarden. Daar zijn kansen om natuurontwikkeling en afronding van een zandwinning te combineren. Tot slot hebben we Maas-Waal bij Sint-Andries: een locatie waar ecologische verbindingen met natuurgebieden mogelijk zijn. Voor elke locatie is afgesproken wie het initiatief neemt en welke vervolgstappen nodig zijn.’
Zijn die vervolgstappen al in gang gezet?
Myra: ‘Jazeker. Voor Weurt-Deest zijn we in gesprek met het ministerie van IenW. Met de introductie van Rvdr2.0 is het meergeulenconcept gepresenteerd dat van invloed is op de dijkversterkingsopgave, dit willen we samen onderzoeken. Voor Winssen komt er een verkenning naar de combinatie van dijkversterking en drinkwatervoorziening. En de provincie Gelderland heeft het voortouw genomen voor de Maas-Waalverbinding, waar een relatie ligt met het programma PAGW. De werkplaatsen hebben dus echt iets losgemaakt.’
Welke lessen uit eerdere dijkversterkingen hebben jullie meegenomen?
Myra: ‘Vooral dat je vroeg moet schakelen. En dat duurzaamheid beter kan. Bijvoorbeeld: kunnen we grond winnen uit de uiterwaarden, in plaats van grond van ver halen? En: kunnen we natuurcompensatie niet versnipperd per project organiseren, maar gebiedsbreed?’ Harm: ‘Daar komt bij dat we in Nederland gewend zijn om alles via programma’s te organiseren: HWBP, Integraal Riviermanagement, Programmatische Aanpak Grote Wateren … maar een rivierlandschap werkt niet in programmahokjes. Je moet dus vooraf samen het gebied bekijken. En soms blijkt dan dat je op die plek niet hoeft samen te werken, dat is óók een waardevolle uitkomst.’
Wat zijn de volgende stappen?
Myra: ‘De verkenningsfase voor de dijkversterking is nu gestart. Die duurt 2 à 3 jaar en moet leiden tot een voorkeursalternatief. Daarna volgt uitwerking naar een projectbesluit en uiteindelijk de uitvoering. Ondertussen houden we contact met verschillende partners om vervolgafspraken concreet te maken.’

Wat zouden jullie collega’s mee willen geven?
Harm: ‘Begin breed. Kijk naar het gebied als geheel. Niet eerst een dijkontwerp maken en dan pas kijken of er iets te combineren valt. Laat ontwerpers, beleidsmakers en beheerders sámen naar de opgave kijken.’ Myra: ‘En laat je niet te snel beperken door druk in tijd of geld. Natuurlijk moet je voortgang maken. Maar als je nú niet goed en breed onderzoekt, betaal je later mogelijk de prijs. Als je samenwerkt, voorkom je dubbel werk en creëer je maatschappelijke meerwaarde.’
Tot slot: wat blijft jullie het meeste bij van dit traject?
Myra: ‘Dat het werkt. Dat we nu echt met partijen aan tafel zitten die eerder moeilijk aanhaakten en het gesprek voeren. En dat ze zelf nu vragen wat de volgende stap is. Dan weet je dat het leeft.’ Harm: ‘Je kunt het maar 1 keer goed doen, een goede start is goud waard.’