Herijking HWBP
Van bestuurlijke afspraken naar praktische uitvoering
Samen bouwen we aan een waterveilig Nederland. We versterken honderden kilometers dijk om ons land klaar te maken voor 2050. Dit is een omvangrijke operatie, de grootste sinds de Deltawerken. Hoe zorgen we dat dit ambitieuze Hoogwaterbeschermingsprogramma toekomstbestendig blijft? Lees in dit artikel hoe de alliantie de koers heeft herijkt en wat dat betekent voor alle dijkwerkers.
Dit jaar vormt een belangrijk jaar voor het programma. In de afgelopen 10 jaar zijn de dijkversterkingsprojecten goed op gang gekomen. Overal in het land zijn de werkzaamheden zichtbaar en meerdere dijktrajecten zijn afgerond. Maar tot 2050 hebben we nog een flinke klus te klaren. We lopen tegen uitdagingen aan als het gaat om de financiering, het tempo van uitvoering en beheersing van kosten, risico’s en de scope van projecten. Om die uitdagingen op te vangen hebben de waterschappen en het Rijk extra budget vrijgemaakt voor de periode tot 2036. De voorwaarde is dat we binnen het HWBP efficiënter, doelmatiger en meer gestructureerd gaan samenwerken.
In de afgelopen periode hebben we binnen de alliantie intensief overlegd hoe we dat gaan doen. Dat heeft geleid tot bestuurlijke afspraken over een herijking van het programma. Afspraken die kunnen rekenen op een breed draagvlak: het Rijk en de waterschappen blijven gezamenlijk de schouders eronder zetten. De afspraken zullen worden bekrachtigd tijdens de ledenvergadering van 19 december. En begin 2026 door het Rijk.
Sinds de tweede helft van dit jaar is een alliantieteam aan de slag gegaan met de ambtelijke uitwerking en implementatie van deze afspraken. Dat gebeurt in vier vaargroepen. Hieronder vertellen de voorzitters van deze vaargroepen waar zij op focussen en wat dit gaat betekenen voor de projecten en alle betrokken dijkwerkers.
Rob Wolbrink, programmadirecteur Waterveiligheid en vaarwegen bij Brabantse Delta en voorzitter vaargroep Sturing aan de voorkant:
‘De herijking is van groot belang voor de solidariteit binnen het HWBP’
‘De herijking draait om één doel: zorgen dat projecten vanaf het allereerste begin helder, realistisch en voorspelbaar zijn. Hoe eerder je weet wat er technisch speelt, welke kansen de omgeving biedt, wat bewoners willen en wat het grofweg gaat kosten, hoe minder gedoe je later krijgt.
Om dat voor elkaar te krijgen, werkt onze vaargroep aan het actualiseren van het referentiekader: een databank met ervaringen en kosten van eerdere projecten. Dat referentiekader is aan een update toe want we hebben veel geleerd in de praktijk. Actuele informatie over vergelijkbare projecten helpt enorm om kosten en risico’s goed in te schatten. Behalve een actueel referentiekader komt er standaard een voorverkenning voor elk project, tenzij die overduidelijk niet nodig is. Én er komt een verheldering op de trajectaanpak en ingangstoets om te bepalen of een project klaar is voor het programma.
Deze drie wijzigingen gaan helpen om aan de voorkant een realistischer beeld te krijgen van wat nodig is. Dat is goed voor de samenwerking en voor de voortgang – het scheelt tijd en frustratie. En het helpt om de begeleiding vanuit het programma beter af te stemmen op wat past bij een project: licht waar het kan en intensief waar nodig.
De herijking is van groot belang voor de solidariteit binnen het HWBP. Die solidariteit is bijzonder en moeten we koesteren. Alle waterschappen betalen immers mee aan de totale opgave: ook als ze zelf geen dijken hebben. Het geld dat we uitgeven, is van ons allemaal. En dat vraagt dat we allemaal scherp moeten zijn op doelmatigheid.’


Marit Borst, directeur Watersysteem en -keringen bij De Dommel en voorzitter vaargroep Doelmatigheid Programma:
‘Als waterschappen moeten we leren en bijsturen’
‘Belangrijk aan de herijking vind ik dat we weer zorgen voor duidelijkheid, eenvoud en grip. We maken nieuwe afspraken die wérken, in plaats van alles vooraf dicht te willen timmeren. Mijn vaargroep richt zich daarbij op twee sporen. Het eerste spoor gaat over een betere risicoverdeling. Risico’s met een kleine kans van optreden maar met een grote financiële impact leggen we voortaan bij de alliantie neer. Dat voorkomt dat waterschappen geld moeten reserveren voor risico’s die in de praktijk niet vaak voorkomen. Of waarvan de gevolgen moeilijk in te schatten zijn, zoals bijvoorbeeld hoe vaak het hoog- of laagwater wordt tijdens de uitvoering van een project. Door deze risico’s op programmaniveau te bundelen, in plaats van bij elk project afzonderlijk, hoeft er in totaal minder geld gereserveerd te worden. Zeldzame risico’s treden immers nooit bij alle projecten tegelijk op. Zo blijft er meer geld beschikbaar voor nieuwe projecten.
Het tweede spoor is het beter borgen van de projectgebonden eigen bijdrage van 10%. De afspraak dat elk waterschap met een waterkering zelf 10% van de projectkosten betaalt, bestond al. Die 10% werd in de praktijk niet altijd gehaald doordat risico’s te ruim werden geraamd. Zo bleef er soms geld over en kwam de eigen bijdrage onder de afgesproken norm uit. We spreken nu af dat waterschappen die 10% structureel en zichtbaar reserveren op hun eigen balans, zodat de afspraak ook echt wordt nagekomen.
Deze twee sporen gaan ervoor zorgen dat medewerkers bij de waterschappen minder worden belast met onzekerheden en verrassingen. We gaan hier volgend jaar mee aan de slag: we leren in de praktijk en sturen bij waar nodig. Als waterschappen moeten we wendbaar en slagvaardig zijn. Deze afspraken helpen ons daarbij: ze maken het programma doelmatiger en geven alle dijkwerkers uiteindelijk meer zekerheid, comfort en houvast.’
Rosemarie Ampting, directeur Waterveiligheid, bedrijfsvoering en VTH bij WRIJ en voorzitter vaargroep Regie op programmaniveau:
‘Voorkomen dat teams klem raken in systemen of bureaucratie’
‘Als alliantie willen we scherp blijven op het geheel: op onze gezamenlijke ambitie. Na tien jaar is het logisch om je af te vragen: doen we met elkaar nog steeds de goede dingen én doen we die dingen goed genoeg? De kosten stijgen en we moeten de vaart erin houden. Dat vraagt om het maken van afspraken die niet nóg meer regeldruk opleveren, maar juist het onderlinge vertrouwen en de cultuur van samenwerken ondersteunen. Daar hebben alle dijkwerkers baat bij.
In onze vaargroep werken we aan drie onderwerpen die direct raken aan projecten en de mensen in de uitvoering. Ten eerste geven we vorm aan die gezamenlijke cultuur van samenwerken en overleg – de ruggengraat onder alles wat we afspreken. Ten tweede maken we duidelijke projectafspraken aan de voorkant, zodat iedereen precies weet waar hij aan toe is: bijvoorbeeld over financiering, de aanpak en werken met het geactualiseerde referentiekader. En ten derde zorgen we dat deze afspraken uitvoerbaar blijven door steeds naar het geheel te kijken: hoe stapelen regels, keuzes en afspraken op elkaar, en werkt dat dan nog voor de mensen in het veld? Zo voorkomen we dat teams klem komen te zitten in systemen of bureaucratie.
De komende periode gaan we dit uitproberen met projecten die een subsidieaanvraag voorbereiden. Daarmee testen we of de nieuwe werkwijze ook echt doet wat we beogen en passen we aan waar nodig. Uiteindelijk moet dit ertoe leiden dat veel projecten met een lichtere begeleiding toe kunnen, dat de voorspelbaarheid toeneemt en dat de regeldruk juist afneemt. Zo houden we het werk uitvoerbaar.’


Len van Rosmalen, directeur Watersystemen en waterveiligheid bij Noorderzijlvest en voorzitter vaargroep Opgave en middelen:
‘De herijkte programmering geeft de hele sector focus en richting’
‘De opgave waaraan we werken is complex en het belang ervan voor Nederland is groot. In onze vaargroep besteden we veel tijd aan de opgave, niet vanuit de afzonderlijke belangen maar om samen de totale opgave in te vullen. Daarvoor zijn we allemaal bereid een stukje eigen autonomie in te leveren. Een unieke samenwerking die we willen koesteren. Onze vaargroep draagt hieraan bij door te werken aan een stabiele en realistische programmering van het HWBP tot 2050. Zo kunnen we verschuivingen in het programma en financiële verrassingen zo veel mogelijk voorkomen. Dankzij die vernieuwde programmering hebben we nu een duidelijk overzicht van het aantal kilometers dijk dat moet worden aangepakt. Ook hebben we scherper in beeld hoeveel financiële ruimte er is. Daarnaast hebben we de prioritering van projecten onder de loep genomen. Voorheen prioriteerden we vooral op urgentie: ‘de afstand tot de norm’. Nu kijken we ook naar omgevingskansen, samenloop met andere projecten en uitvoerbaarheid. Zo benutten we alle kansen om doelmatig te werken.
Bij een stabiele programmering hoort ook financiële stabiliteit. Daarom gaan we naar één verrekenmoment per jaar. In het huidige systeem hebben we jaarlijks meerdere verrekenmomenten. Dat geeft schommelingen in de solidariteitsbijdragen. En dat zorgt vooral bij ‘netto-betalers’ voor onrust in begrotingen. Eén jaarlijks verrekenmoment maakt de bijdrage voorspelbaar en beter inpasbaar in de financiële planning.
De herijkte programmering geeft de hele sector focus en richting. Voor de projecten en de mensen in de uitvoering betekent dit meer duidelijkheid en minder gedoe: minder schuiven in de planning, minder verrassingen en meer ruimte om de verkenning en voorbereiding goed te doen.’