‘Waarom zouden we géén gebiedseigen grond gebruiken?’
‘Waarom zouden we géén gebiedseigen grond gebruiken?’
Arjan Kooij
Omgevingsmanager bij de POV Dijkversterking met Gebiedseigen Grond (Waterschap Limburg).
Pieter van Heteren
Projectmanager bij Waterschap Rijn en IJssel van het dijkversterkingsproject Den Elterweg – Zutphen.
Bij dijkversterkingsprojecten halen we de grond tegenwoordig nog vaak van ver. De Projectoverstijgende Verkenning (POV) Dijkversterking met Gebiedseigen Grond ontwikkelde tools om daar verandering in te brengen. Omgevingsmanager Arjan Kooij en projectmanager Pieter van Heteren vertellen over de kansen en uitdagingen van werken met gebiedseigen grond.
Fris ons geheugen nog eens op. Waarom kunnen we veel beter gebiedseigen grond gebruiken?
Pieter: ‘Met name omdat je enorm kunt besparen op het aantal transportkilometers van het grondvervoer. Stel je voor dat Rijkswaterstaat bij een project in de omgeving geulen laat graven, en jij gaat een halfjaar later aan de slag met een dijkversterking in datzelfde gebied. Dan is het toch ontzettend zonde als die opgegraven grond naar een bestemming op grote afstand wordt gebracht en er door ons nieuw materiaal uit België wordt gehaald? Door die projecten aan elkaar te koppelen, besparen we enorm op het aantal kilometers grondtransport. En dus op de uitstoot van CO₂, fijnstof en stikstof.’
Arjan: ‘En je vermindert zo ook de overlast voor de omgeving. Want minder vrachtwagens betekent minder verkeershinder, minder stof en minder geluidsoverlast. De maatschappelijke kosten zijn véél lager. Het is haast niet uit te leggen naar de mensen dat we onze grond van ver halen, terwijl we de grond afvoeren die in het gebied vrijkomt.’
En hoe zit het dan met de financiële kosten?
Arjan: ‘In theorie is het ook goedkoper. Maar daar moet je vooral niet vanuit gaan. Zulke koppelprojecten sluiten zelden perfect op elkaar aan. En dat betekent dat je moet betalen voor een depot om de grond in op te slaan. Loopt je project vertraging op, dan stijgen die kosten ook weer.’
Pieter: ‘Ik ben bij Waterschap Rijn en IJssel nu manager van het HWBP-project Den Elterweg – Zutphen. We willen de dijk daar versterken met gebiedseigen grond. Maar de grond die we op het oog hebben, komt uit een uiterwaard. En die kan je niet zomaar binnendijks gebruiken. Dat vraagt een analyse van de kwaliteit van de grond. Met als mogelijke consequentie dat we straks toch grond van ver moeten halen, omdat de kwaliteit onvoldoende blijkt. Alle tijd en geld die we hieraan besteden is dan voor niets geweest. Voor de financiële voordelen moet je het dus niet per se doen.’
Arjan: ‘Aannemers kopen soms liever duurdere grond die van verder weg komt dan dat ze beschikbare grond van dichtbij gebruiken. Ze zijn dan niet afhankelijk van een ander project. Hebben zo dus meer zekerheid dat ze de grond op het juiste moment en in de juiste hoeveelheid hebben en dat die grond de gewenste kwaliteit heeft. Gebiedseigen grond heeft wat dat aangaat meer risico’s.’
Arjan Kooij
Omgevingsmanager bij de POV Dijkversterking met Gebiedseigen Grond (Waterschap Limburg).
Bij dijkversterkingsprojecten halen we de grond tegenwoordig nog vaak van ver. De Projectoverstijgende Verkenning (POV) Dijkversterking met Gebiedseigen Grond ontwikkelde tools om daar verandering in te brengen. Omgevingsmanager Arjan Kooij en projectmanager Pieter van Heteren vertellen over de kansen en uitdagingen van werken met gebiedseigen grond.
Fris ons geheugen nog eens op. Waarom kunnen we veel beter gebiedseigen grond gebruiken?
Pieter: ‘Met name omdat je enorm kunt besparen op het aantal transportkilometers van het grondvervoer. Stel je voor dat Rijkswaterstaat bij een project in de omgeving geulen laat graven, en jij gaat een halfjaar later aan de slag met een dijkversterking in datzelfde gebied. Dan is het toch ontzettend zonde als die opgegraven grond naar een bestemming op grote afstand wordt gebracht en er door ons nieuw materiaal uit België wordt gehaald? Door die projecten aan elkaar te koppelen, besparen we enorm op het aantal kilometers grondtransport. En dus op de uitstoot van CO₂, fijnstof en stikstof.’
Arjan: ‘En je vermindert zo ook de overlast voor de omgeving. Want minder vrachtwagens betekent minder verkeershinder, minder stof en minder geluidsoverlast. De maatschappelijke kosten zijn véél lager. Het is haast niet uit te leggen naar de mensen dat we onze grond van ver halen, terwijl we de grond afvoeren die in het gebied vrijkomt.’
En hoe zit het dan met de financiële kosten?
Arjan: ‘In theorie is het ook goedkoper. Maar daar moet je vooral niet vanuit gaan. Zulke koppelprojecten sluiten zelden perfect op elkaar aan. En dat betekent dat je moet betalen voor een depot om de grond in op te slaan. Loopt je project vertraging op, dan stijgen die kosten ook weer.’
Pieter: ‘Ik ben bij Waterschap Rijn en IJssel nu manager van het HWBP-project Den Elterweg – Zutphen. We willen de dijk daar versterken met gebiedseigen grond. Maar de grond die we op het oog hebben, komt uit een uiterwaard. En die kan je niet zomaar binnendijks gebruiken. Dat vraagt een analyse van de kwaliteit van de grond. Met als mogelijke consequentie dat we straks toch grond van ver moeten halen, omdat de kwaliteit onvoldoende blijkt. Alle tijd en geld die we hieraan besteden is dan voor niets geweest. Voor de financiële voordelen moet je het dus niet per se doen.’
Arjan: ‘Aannemers kopen soms liever duurdere grond die van verder weg komt dan dat ze beschikbare grond van dichtbij gebruiken. Ze zijn dan niet afhankelijk van een ander project. Hebben zo dus meer zekerheid dat ze de grond op het juiste moment en in de juiste hoeveelheid hebben en dat die grond de gewenste kwaliteit heeft. Gebiedseigen grond heeft wat dat aangaat meer risico’s.’
Pieter van Heteren
Projectmanager bij Waterschap Rijn en IJssel van het dijkversterkingsproject Den Elterweg – Zutphen.
De POV Dijkversterking met Gebiedseigen Grond stimuleert het gebruik van grond uit de regio. In hoeverre kunnen jullie de risico’s wegnemen?
Arjan: ‘Dat kan natuurlijk nooit helemaal. Maar onze tools helpen waterschappen en uitvoerders wel om zo goed mogelijk voorbereid met gebiedseigen grond aan de slag te gaan. We hebben bijvoorbeeld een technisch kader opgesteld waarin we alle beschikbare kennis hebben gebundeld. Kennis over de kwaliteiten van verschillende soorten grond bijvoorbeeld. We hebben een kansenscan ontwikkeld: hierin kunnen waterschappen zien waar in de buurt welk type grond ligt, waar er bij bouwprojecten mogelijk grond vrij komt en met welke partners in de buurt je te maken kan krijgen. En we ondersteunen projecten met tips en begeleiding.’
Pieter: ‘Voor ons dijkversterkingsproject hebben we analyses en berekeningen laten uitvoeren naar de mogelijke duurzaamheidswinst als we grond uit de uiterwaarden gebruiken. Het was heel fijn dat we hierbij ook iemand van de POV mee konden laten kijken. In dat team zit namelijk heel veel kennis. Als de POV achter de berekeningen staat, weet je dat het goed is.’
De POV stopt eind dit jaar. Kunnen projecten daarna nog gebruikmaken van deze tools en service?
Arjan: ‘Onze producten worden goed ondergebracht binnen de alliantie. Het technisch kader staat op de Wiki van De Innovatieversneller* en de kansenscan is te vinden in de Roadmap Duurzame Dijkversterkingen. Deze platforms bieden ook ondersteuning bij de toepassing van de tools. Maar teams kunnen ons straks niet meer als POV benaderen voor die ruggespraak. We hopen en denken dat we voldoende hebben achtergelaten om projecten verder te helpen. Om deze bal aan het rollen te houden, hebben we het onderwerp de laatste maanden ook veel onder de aandacht gebracht en een netwerk opgebouwd dat elkaar scherp kan houden. Het is steeds normaler geworden om gebiedseigen grond op zijn minst te overwegen. Maar we zijn er nog niet. Een cultuurverandering vraagt tijd.’
*De link is offline maar vanaf 19 december weer beschikbaar i.v.m. technische beveiligingsupdate.
Welke cultuurverandering bedoel je dan?
Arjan: ‘De omslag naar grondgestuurd denken en ontwerpen. In plaats van ons af te vragen waarom we wél gebiedseigen grond zouden gebruiken, moeten we ons af gaan vragen waarom we dat niét zouden doen. Dat betekent dus ook dat we niet meer op zoek gaan naar een specifiek soort grond, maar onderzoeken wat er lokaal beschikbaar is.’
Pieter: ‘Dat heeft ook met wil te maken. Met échte wil. Vooraf wil iedereen wel. Maar als je eenmaal in je project zit, gaan toch snel de oogkleppen op. Dan wil je je niet af laten leiden, of op andere partijen gaan wachten. Die tijd en energie hebben projectteams, opdrachtgevers en bestuurders vaak niet als het project eenmaal begonnen is en beheersing in tijd en geld zwaar weegt.’
Arjan: ‘Het moet ook niet alleen vanuit de projecten komen. Als er een kans is om 2 projecten te koppelen voor het hergebruiken van gebiedseigen grond, dan moet je die organisaties op alle lagen met elkaar verbinden. Dan moet je zorgen dat een projectteam zich bestuurlijk gedekt voelt. Dat er ook op deze niveaus goed wordt nagedacht over de beheersing van de risico’s.’
Hebben jullie nog tips voor collega’s die met gebiedseigen grond aan de slag willen?
Pieter: ‘Begin hier al in de verkenning van je project mee. Als je pas naar grond in de regio gaat kijken als je ontwerp al vastligt, dan ben je vaak al te laat. Want de specifieke grond die je nodig hebt voor zo’n ontwerp is lokaal vaak niet beschikbaar.’
Arjan: ‘En probeer wat flexibiliteit te behouden in je project. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat de grond minder erosiebestendig is dan je had verwacht. Dat betekent ook iets voor je ontwerp, het ruimtebeslag en voor de tijd die je nodig hebt om de dijk goed te kunnen versterken.’
Pieter: ‘Het vraagt nog wat moed om voor gebiedseigen grond te kiezen. Maar uiteindelijk levert het ook het meeste op voor de omgeving. Én het is veel leuker, omdat de oplossing meer creativiteit vraagt.’
Arjan: ‘Als Pieter zijn onderzoek naar de kwaliteit van de beschikbare grond heeft afgerond, dan moet de ontwerper nog echt gaan kijken: wat betekent dit voor de dijken? Wat betekent dit voor mijn ontwerp? Door grondgestuurd denken komt het vakmanschap van de ontwerper terug.’