Desastreuze gevolgen dassen en bevers
Miljoenen euro’s schade en dijkbeheerders die de dijkveiligheid niet meer kunnen garanderen als gevolg van 2 beschermde dierensoorten die oprukken in Nederland. Wouter Jan Klerk, onderzoeker bij Deltares, en dijkbeheerders Sjaak Daverveld (Aa en Maas) en Wim Cornelissen (Rivierenland) breken hun hoofd over de graverijen van dassen en bevers.
Ontstellende schade
Muskusrattenoverlast is niks nieuws in dijkenland. Maar met de steeds verder groeiende populatie dassen en bevers zijn er 2 relatief nieuwe grote-tunnelgravers waardoor waterschappers met de handen in het haar zitten. 2 beschermde diersoorten nog wel. En de problematiek is niet gering. We kunnen nog zulke sterke keringen bouwen; holen, burchten en soms meterslange tunnels verzwakken ze en vormen daarmee een veiligheidsrisico. In een ver stadium kan de graafschade ertoe leiden dat daar waar water tegen de dijk aan staat, water onder die dijk doorstroomt. Met in het ergste geval een dijkverzakking of -doorbraak als gevolg.
‘Tijdens het hoogwater van de Maas vorig jaar troffen we een 170 meter lang gangenstelsel van een das aan in de Maasdijk bij Linden’, noemt Sjaak. ‘Het water stroomde uit de pijpen. Binnen 24 uur hebben we over diezelfde lengte struiken moeten verwijderen en 3.300 kuub zand aangebracht als pipingberm. Die noodmaatregel kostte ons zo’n 100.000 euro. Daarnaast hebben we nog 7 grote burchtlocaties waarvoor we bij hoogwater voor zo'n 550.000 euro aan noodmaatregelen moeten nemen, tenzij we deze eerder kunnen verplaatsen, tegen dezelfde kosten.’
Onzichtbare beverschade
Bevers zorgen voor vergelijkbare schades, maar daar komt nog een extra moeilijkheid om de hoek kijken. Bevers graven ónder de waterlijn. Bij Waterschap Rivierenland kwam Wim daardoor al vaak zat voor nare verrassingen te staan. Met name na een periode met een hogere waterstand.
‘Een tijdje terug hadden we tijdens hoogwater op 2 locaties in de Waalbandijk bevers in beeld’, vertelt hij. ‘Dat hadden we onder controle, dachten we. Tot het water zakte en bleek dat verspreid over 8 locaties 13 gangen in de dijk zaten. Variërend van 40 centimeter tot 5 meter lang. We schrokken ons wezenloos. Tijdens hoogwater kun je die schade door het troebele water heen gewoon niet zien. En dat was dan nog een korte periode van relatief laag hoogwater. Ik hou mijn hart vast voor hoogwater als in ’93 en ’95. In die tijd hadden we misschien een handjevol bevers. Nu weten we dat er in Nederland duizenden zijn.’
Geen garanties meer
Wim is merkbaar aangedaan als hij het hierover heeft. Met goede reden. ‘Als dijkbeheerder wil je garant staan voor de veiligheid van de dijk. Dat is je passie. Dus als dat door dit niet lukt, is dat lastig.’ Inmiddels hebben zijn teamgenoten en hij aan de bel getrokken bij zijn bestuur. Ze kunnen op deze manier niet meer garant staan voor de veiligheid van de dijk, was de boodschap. ‘We zijn ons bewust van onze grenzen. Zeker tijdens hoogwater kunnen we niet meer garanderen dat we alle beverschade in een vroeg stadium kunnen vinden.’
Gedroomde oplossing ontbreekt
Bij Aa en Maas en Rivierenland hebben allerlei maatregelen al de revue gepasseerd. Maar een gedroomde oplossing is er niet. Gravers verplaatsen is bijvoorbeeld onbegonnen werk. Ten eerste wordt een leeg territorium toch weer betrokken door een volgende familie. Ten tweede zijn de dieren er inmiddels in zulke grote getalen dat de vraag waar je ze dán laat een hoofdbreker op zich is. Sjaak: ‘Niemand in Nederland wil ze op z’n land. Wat soms betekent dat je land moet aankopen. Los van de kosten, kunnen er zo meerdere jaren overheen gaan voordat je een fatsoenlijk stukje grond met alle vergunningen hebt. Denk maar niet dat die das of bever daarop wacht.’ Daarnaast hebben dieren een eigen wil. Je kunt een alternatieve plek nóg zo aantrekkelijk maken, uiteindelijk gaan ze toch hun eigen weg.
Kaalslag
Het gebied rondom dijken onaantrekkelijk maken is ook niet ideaal, geeft Wim aan. Al ontkomt hij er nu soms niet aan. ‘Vroeger lieten we riet en wilgenvegetatie staan, goed voor de biodiversiteit, maar nu kan dat niet meer omdat juist die locaties bevers aantrekken. Ik wil levensmogelijkheden creëren voor insecten, maar moet in plaats daarvan alles kaalplukken. Deze ene soort zorgt voor een kaalslag in het gebied.’
Inspecties zijn mensenwerk
Dat het moeilijk is om het risico van bevers en dassen te ondervangen, weet ook Wouter Jan (Deltares). Hij werkte al eens samen met Sjaak en Wim voor een onderzoek dat aantoonde dat imperfecties in inspecties en onderhoud van waterkeringen leiden tot een faalkanstoename. Zijn onderzoek laat zien hoe belangrijk het is om inspecties en onderhoud goed mee te nemen in inschattingen van de faalkans. Ook bevers en dassen zouden we wat hem betreft in faalkansanalyses moeten meewegen, ook bij het ontwerp van nieuwe dijken.
‘Inspecties zijn mensenwerk’, vertelt Wouter Jan. ‘En mensen zien altijd wel ergens iets over het hoofd. Dat hoort erbij. Maar als je een graverij van bevers en dassen over het hoofd ziet, kunnen de gevolgen gelijk desastreus zijn voor de stabiliteit van de kering. En de kans dat zelfs de beste inspecteurs iets niet in beeld hebben is, zoals Wim en Sjaak aangeven, aanzienlijk.’
’s Nachts en gericht op pad
Op het gebied van inspecties worden ook al de nodige stappen gezet. ‘Wij hebben bijvoorbeeld geconstateerd dat bevers met name ’s nachts actief zijn’, vertelt Wim. ‘Dus hebben we nachtkijkers aangeschaft en gaan wij tijdens hoogwater ook ’s nachts op pad. Zo kunnen we zien waar ze zitten en de volgende dag gerichter naar schade zoeken. Alleen moet je je realiseren dat dat behoorlijk wat capaciteit vraagt. Als je dan uitgaat van een extreme situatie als ’93 of ’95, dan schiet je tekort.’
In zijn onderzoek heeft Wouter Jan gekeken naar wat inspecties nauwkeuriger maakt. Een van de uitkomsten is dat je niet naar teveel verschillende zaken moet zoeken. Ook daar zetten waterschappen op in. Wouter Jan: ‘Frequenter en gericht zoeken naar bevers of dassen vergt capaciteit, maar de ernst van het probleem rechtvaardigt die inzet volkomen.’
Dijktalud inpakken
Als de dassen- en beverpopulatie blijvend is, is het wellicht zelfs noodzakelijk om de inrichting van de dijk erop aan te passen, geven de mannen aan. Probleemlocaties inpakken met gaas bijvoorbeeld. ‘Hoewel je moeilijk het hele dijktalud kunt inpakken’ geeft Sjaak aan. ‘Dat zeg je wel, maar die denkrichting moeten we misschien wel op’, vindt Wim. ‘Het overgrote deel van je dijk inpakken is een enorme investering, maar als je kijkt wat het risico nu is en wat de kosten zijn die bij schade kunnen komen kijken, valt dat uiteindelijk nog mee.’ Sjaak: ‘Maar ook graven in de beschermingszones kan grote risico's opleveren en daar is gaas vaak geen oplossing. Dan moet je toch kijken naar de inrichting.’
Combinatie van oplossingen
Wat voor Wouter Jan, Sjaak en Wim in elk geval vaststaat, is dat er niet 1 oplossing voor dit probleem is én dat landelijke regie nodig is. Wouter Jan: ‘De belangen conflicteren in dit vraagstuk zo, dat je handelingsperspectief als dijkbeheerder beperkt is.’ En, waarschuwen de heren: denk niet dat dassen en bevers zich blijven beperken tot zanderige, rustige gebieden. Sjaak: ‘Ze rukken steeds verder op richting kleigrond en bebouwde omgeving. De das is eigendom van niemand en raakt de openbare veiligheid. Het is een probleem van ons allemaal.’